vrijdag 25 juli 2014

Een nacht op het Wapserveld

Het is druk onderweg. Veel fietsers. Ik sla een zandpad in en weg is iedereen. In het bos kom ik niemand meer tegen.

Op zoek naar een slaapplek. Bij voorkeur met een briesje want er zijn veel muggen. Dat stuk beukenbos daar langs de hei? Of verderop bij dat bankje? Ik loop nog wat paadjes af en vind een mooi strubbenbos. Daar ga ik slapen. Bivakzak met inhoud leg ik klaar voor de nacht. Een tarp is niet nodig.

Slaapplaats in het bos. 
















De omgeving verkennen. Veel verjonging van fijnspar. Ik zie een mooi, oud exemplaar waar je zo onder zou kunnen slapen. Maar nu niet. Verderop, lang de rand van het bos, zie ik een primitief bouwsel van takken. Een oud hutje. Eens kijken. Wat een prachtplek; uitzicht over hei met twee vennetjes. Ik ga verhuizen.

Nieuwe slaapplek langs de bosrand. Naast een oud hutje.  
















Snel ben ik weer gesetteld en ga de andere kant verkennen. Die fles met 1,5 liter water is er al bijna doorheen. Meestal is de helft voldoende voor zo'n kort avontuur maar met dit warme weer dus niet. Misschien vind ik onderweg water en misschien wat extra's om te eten. Ik scan grasachtige plekken onder eik op eekhoorntjesbrood. Maar helaas. De grond zal nog te droog zijn ondanks de buien van laatst. Geen water gevonden, tijd om terug te gaan.

Met stevige trek kom ik aan bij m'n stek. Om de muggen af te weren wrijf ik mijn huid in met bladeren van duizendblad. Ik heb het idee dat het wat helpt. Ik eet mijn diner. Een meegebracht stuk bannock wrap met een kliekje erin. Een boom is mijn rugleuning. In de verte zie ik een groep kraanvogels de landing inzetten. Ik denk dat het kraanvogels zijn want het ging erg snel.

Ik zie verder niets dan landschap en natuur en hoor alleen de wind en de vogels. Ik voel me de rijkste man ter wereld. De schemer kleurt alles grijs. Tijd om erin te duiken.

Ik slaap slecht want ik ben alert. Er sjokken grote grazers rond. Ik heb hun drollen gezien. Sommige waren vers. Ze moeten in de buurt zijn. Met dit soort hersenspinsels hou ik mezelf een tijd wakker. En dan de hitte. Ik heb een slaapzak met ingebouwd muskietennet. Je moet dan wel de capuchon over je hoofd trekken. Ik zweet me kapot.

Zicht op het Wapserveld.




In de hele vroege ochtend hoor ik getrappel van hoeven. Ik denk: daar zijn ze dan. De grote grazers. Ik roep wat en dan begint heel dichtbij een ree te blaffen. Het ree gaat er al blaffend vandoor. Mijn nekharen staan overeind. Met het gezoem van nachtzwaluwen dommel ik weer in.

Niets mooiers dan de dag tot leven te zien komen. Net voordat de zon opkomt begint het te waaien. De muggen waaien weg.

Ik heb een ontzettend droge mond. M'n water is op. Weet je wat? Ik ga naar dat ven om te tanken. Met een stok in de hand manoeuvreer ik van graspol naar graspol om bij het zwart gekleurde water te komen. De stok wordt een hengel en met de pan eraan tap ik water. De hoes van de pan, gemaakt van een oude linnen broek, filtert het water grof. Je kan natuurlijk ook een waterfilter improviseren: zie ander artikel in dit blog: waterfilter-maken-van-reuzenberenklauw.html. Met het gefilterd water kook ik een waterig ontbijt van rijst en zevenblad.
Met het opberghoesje van het kookpotje improviseer ik een grof waterfilter.   

















Tijd om terug te gaan. Onderweg naar de auto zie ik een vos en hoor ik de wielewaal. Het was een fijne tijd op het Wapserveld.